It's a Questions of Power, Isn't It?
nl/
Screen Shot 2021-08-19 at 11.12.50.png

Onevenheid en Gelijkmatigheid (Deel. 1) Over de eeuwigheid van klussen

Bonaventure Soh Bejeng Ndikung

"Ik heb welk licht zaterdag gezonden had zwetend doorgebracht En leerde om te schelden tijdens het grasmaaien voor vrouwen Vriendelijk genoeg om te zeggen dat ze het verdomde verschil niet merkten tussen hun gemaaide gazons En hun gestofzuigde tapijten vlak voor ze Een vijf-dollarbiljet overhandigden dat strakker was opgerold dan een joint en me binnen vroegen om een paar gloeilampen te vervangen. Ik noemde die vrouwen oud Omdat ze niet uit een stoel konden komen zonder mijn hulp of konden lopen zonder een hand achter hun onderrug. Ik noemde hen Oud, en dat moeten ze geweest zijn; ze zijn allemaal dood Nu, dood en in de aarde die ik eens verzorgde. De eenzaamste mensen hebben de aarde om lief te hebben en niet één vriend van hun eigen leeftijd, alleen Moeders om hen te bemoederen en grote zussen om hen te commanderen, vrouwen die ze willen behagen en bidden voor de kans om “alsjeblieft” te zeggen. Ik doe dat soort werk niet meer. Mijn taak is om te kijken naar de jeugd die ik haatte en te zeggen Ik had ooit iets te doen met mijn handen. – Jericho Brown, Odd Jobs"

Het moet eind november of begin december zijn geweest. Het was zeker een winterochtend in 1997. Zoals elke ochtend in de afgelopen weken was ik om 5.30 uur opgestaan om me voor te bereiden voor mijn werk als “Bauarbeiter”, de eerste van mijn vele baantjes in Duitsland. Op die gezegende ochtend trok ik mijn arbeiderspak en helm aan en vertrok naar de bouwplaats aan de Potsdamer Platz die werd herbouwd. In de jaren negentig werd de Potsdamer Platz beschouwd als een van de meest prestigieuze architectuurprojecten in Europa, maar ook een soort politiek statement, zoiets als een materialisatie in de ruimte van de hereniging van Duitsland, een helen van de wonden van de koude oorlog, en een fysieke verbinding van Oost en West, aangezien de Potsdamer Platz zich op het kruispunt van beide stadshelften bevindt.

De “Vorarbeiter” had me naar de 19e verdieping gestuurd van een gebouw waar ik moest werken. Het moet die dag -10°C geweest zijn, en 19 verdiepingen boven de grond voelde het aan als -25°C. Het was mijn eerste winter, en ik beleefde de eerste sneeuwval. In een van zijn baanbrekende voordrachten zei de Barbadiaanse dichter Edward Kamau Brathwaite dat hij, toen hij voor zijn studie van Barbados naar Engeland verhuisde, getraumatiseerd was door de geluidloosheid van de sneeuwval. In tegenstelling tot de regenval op de tropische eilanden of in de equatoriale streken die gepaard gaat met bliksem en donder, die de zinken daken van de huizen en de aarde als percussieve ondergrond gebruiken, doet de sneeuw- val geen moeite om zich te laten horen. Mijn trauma lag niet bij de geluidloosheid van de sneeuwval, maar eigenlijk meer voor de hand liggend en banaal: bij de temperatuur. Als je opgroeit aan de rand van de equator, bereidt niets je echt voor op de kou van de winter, behalve als je een tijd in een koelkast hebt gezeten. Alle films waarin sneeuw voorkwam en de brochures over studeren in het buitenland hadden de romantische sfeer van sneeuw op goed verlichte bomen, van spelende kinderen met zoveel lichtheid, van stelletjes knuffelend bij het haardvuur. Van veraf leek alles goed totdat ik op de 19e verdieping van een gebouw aan de Potsdamer Platz stond met een spade in mijn hand, en me afvroeg waar mijn handen waren. Zo licht en geluidloos als de sneeuw viel, zo zwaar en afschrikwekkend voelde het voor mij. De hoop zand die ik in een emmer moest schep- pen en door een paar kamers moest dragen leek wel een berg. Hoe meer ik droeg, hoe meer het werd. En het sneeuwde verder. Rond het middag kreeg ik een telefoontje van mijn moeder in Kameroen, die gebeld had om te horen hoe het met me ging. Overweldigd door de vraag en de taak die voor me lag, weende ik.

Ik was iets meer dan drie maanden daarvoor uit Bamenda vertrokken, via Douala en Hamburg, naar de Noord-Duitse stad Kiel. De dag dat ik in Kiel aankwam, moest ik de 12.000 DM “losmaken” die mijn ouders op een rekening hadden moeten storten, wat de voorwaarde was voor iedereen om een visum te kunnen krijgen om als student naar Duitsland te reizen. Het idee is dat elke student in Duitsland 1.000 DM per maand nodig heeft om te kunnen overleven. Maar mijn ouders moesten, om 12.000 DM bij elkaar te krijgen voor één jaar verblijf in Duitsland, hun huis als onderpand aan de bank geven. Als ik de luxe had genomen om dat geld uit te geven, zouden zij, samen met mijn broers en zussen, dakloos zijn geworden. Dus, wat overbleef waren 300 DM en een koffer die ik bij me had. Kiel was een kort avontuur. Een week na aankomst stapte ik in een zeer langzame, d.w.z. goedkoopst mogelijke trein naar Berlijn, op een 5-persoonskaartje, samen met enkele Marokkanen die ik ontmoet had, op zoek naar een bijbaantje. Tegen de tijd dat ik in Berlijn aankwam, was de 300 DM in rook opgegaan, maar ik had het geluk dat ik een kamer van 15 vierkante meter kon delen met 4 vrienden die in een studentenherberg vlak tegenover de Potsdamer Platz woon- den. Om de eindjes aan elkaar te knopen, om een cursus Duits te be- talen, om de universiteit te betalen, of gewoon om te leven, begon ik aan wat ik nu het eeuwige klussen noem. Er wordt gezegd dat bijbaantjes geïsoleerde werkjes zijn met weinig carrièrevooruitzichten. Het zijn niet de meest geliefde banen en ze bieden niet de meeste zekerheid op lange termijn, omdat de werkregeling vaak beperkt is tot een vastgestelde periode. Bijbaantjes bieden weinig zekerheid en worden gekenmerkt door hun onregelmatigheid, maar op momenten van extreme onzekerheid zijn zij misschien het beste wat iemand kan krijgen.

Midden in mijn studie om voedingsbiotechnoloog te worden, belde ik mijn moeder op om haar mede te delen dat ik besloten had mijn studie om ingenieur te worden op te geven en dat ik kunst of kunstgeschiedenis wilde gaan studeren. Het was niet alleen de lange stilte van haar kant die aanvoelde als een eeuwigheid — ik was bang dat zij een hartaanval zou krijgen—maar de verklaring die werd uitgesproken toen zij eindelijk woorden vond: “Als je kunst gaat doen, zul je jouw hele leven lang bijbaantjes moeten doen. Je moet iets praktisch studeren waarmee je jezelf en je gezin kunt onderhouden. Je kunt altijd in je vrije tijd kunst doen.”

Omdat we 4.870 km van elkaar verwijderd waren, en ik mijn vrijheid had verdiend om een man te worden en op mezelf te wonen in een vreemd land, zou het gemakkelijk geweest zijn om haar de les te lezen en te doen wat ik dacht dat goed voor me was, maar ik gaf me voortijdig gewonnen, hoofdzakelijk om twee redenen: eén, bijna niemand wint een gevecht tegen mijn moeder, en twee, ik was er niet klaar voor om de oorzaak te zijn van een eventuele hartaanval, wat ook gewoon een andere manier van haar om te winnen zou kunnen zijn. Zoals men zegt: kies uw gevechten verstandig. Ik deed dus wat zij mij had voorgeschreven. Maar sindsdien ben ik blijven nadenken over het idee van bijbanen. Vooral omdat het voor de maatschappij heel duidelijk was wat een bijbaan was in tegenstelling tot een “normale” baan, zoals “even” het tegengestelde is van “oneven” (in het Engels wordt een bijbaan een “odd job” genoemd, waar “odd” betrekking heeft op de onregelmatige natuur van de baan, red.). Mijn leven was er dus op gericht om het “evene” te doen, om het “onevene” te ontlopen.

Dat baantje als “Bauhelfer” in Berlijn was niet mijn eerste bijbaan. Als tiener organiseerde mijn moeder al klusjes voor mij in het postkantoor waar zij werkte. Ik besteedde meerdere uren aan het sorteren van post in postdozen of -zakken om ze naar andere steden te vervoeren. Naast de zomerschool waren die klusjes de hoogte- punten van mijn zomervakantie. Het extra geld kwam altijd goed van pas. Maar er was de ongeschreven wet van het bijbaantje, dat het nooit een normale baan zou worden.

Als studenten in Berlijn stonden wij, zoals vele anderen, om 5 uur ’s morgens op om naar een heel eigenaardige instelling te gaan, die TUSMA heette (Telefonieren Und Studenten Machen Alles / Telefoneer En Studenten Zullen Alles Doen). De TUSMA was verbonden aan de Technische Universiteit en deed in veel opzich- ten denken aan een veemarkt. De TUSMA was verbonden aan de Technische Universiteit en deed in veel opzichten denken aan een veemarkt. En een geracialiseerde ruimte was het ook, want overwegend migranten, zwarte en bruine mensen werkten hier. Het was wie het eerst komt, het eerst maalt. De vroege vogel at de worm. Je koos een nummer zodra je daar aankwam, en wachtte dan de hele dag tot het juiste klusje jouw kant op kwam vliegen. Schoonmaakbaantjes, baantjes in de bouw, graafbaantjes, folders uitdelen, afwas- sen, straten vegen, kantoorhulpje. Er is nauwelijks een klusje te vinden dat je in zijn hoogtijdagen niet bij de TUSMA kon vinden. Bij een van de vele gelegenheden op de TUSMA had ik het geluk een opdracht te krijgen om perfect geslepen zwarte stenen te plaatsen om een voetpad te maken. Ik herinner me dat tijdens de drie of meer dagen dat ik van 6 uur ’s morgens tot 6 uur ’s avonds aan die stoep werkte, ik me afvroeg hoe het komt dat wij in Kameroen, met stenen in overvloed, deze eenvoudige handeling, steen- houwen, niet konden doen om onze straten te betegelen, maar liever zouden leven met de kraterachtige kuilen, straten die ronduit onbegaanbaar gemaakt werden omdat auto’s door de modder zwom- men in het regenseizoen, en in het droge seizoen het stof de wolken verving. In die drie of meer dagen heb ik ijverig zand op de straat geschoven en de stenen nauwgezet naast elkaar gelegd. Vervolgens bestond een groot deel van dat werk uit het bedienen van een gemotoriseerde plaatverdichter om de stenen in het zand vlak te maken, te verdichten, en samen te persen, zodat een dichter opeen- gepakt oppervlak ontstond. Na 5 – 8 uur met een plaatverdichter gewerkt te hebben, neemt het lichaam een trillend ritme aan. De volgende dagen en nachten bewegen je spieren onafhankelijk van je bedoelingen.

Ritme is een dingetje bij klusjes. Sommige duurden een dag, en in de gevallen waarin ik het meeste geluk had, gingen ze drie jaar lang elk weekend door. Ik reisde elke zomervakantie naar Wolfsburg, de locatie van de autofabrikant Volkswagen, om seizoenswerk te doen. De assemblagelijnen voor de nieuwste Golfs liepen 24 uur per dag, en studenten in de zomerperiode laten overkomen om vooral ’s nachts, of op een ander tijdstip van de dag te werken voor veel minder geld, zonder verzekering, zonder verbintenis op lange ter- mijn, zonder vakbonden en zonder rechten was een briljant stukje handwerk in de puzzel van het kapitalisme. Welnu, door gebruik te maken van uitzendkrachten kunnen dergelijke bedrijven werknemers vervangen die met zomervakantie zijn, het bedrijf hoeft niet de moeite te doen om gespecialiseerde werknemers in dienst te nemen, en hoe meer capaciteit een bedrijf heeft om uitzendkrach- ten in dienst te nemen, hoe meer zijn vaste werknemers het risico lopen om meer werk te moeten doen voor nog minder loon. Kortom, een win-win voor alle partijen, ook al was VW de overduidelijke winnaar der winnaars. Na een paar weken nachtdiensten te heb- ben gedraaid, die iets beter betaald werden, keerde ik terug naar Berlijn, als de zombie die ik geworden was. De nacht was dag, en ook de dag was dag. De slapeloosheid had de overhand over mij genomen. Ik ben geïnteresseerd geweest in de notie van “oneven” en “even” banen als een soort tegenpolen van elkaar, en hoe zij metaforen zijn van het wiskundige model van pariteit als de eigen- schap van gehele getallen. In de wiskunde is de pariteit van een geheel getal even als er bij deling door twee geen rest overblijft, en oneven als er bij deling door twee een rest van 1 overblijft. Misschien zou men dit ook in verband kunnen brengen met het financieel-economische begrip “break-even”, d. w. z. dat evenwichtspunt waarin noch verlies noch winst wordt gemaakt. Alles boven het break-even-punt is winst en alles onder het break-even-punt is verlies. Als men dit zou vertalen, lijkt het alsof de vergoedingen van “even” banen, wanneer men ze aan het eind van de maand ver- deelt, net passen en men zich boven het break-even punt bevindt, terwijl de vergoedingen van “oneven” banen de neiging hebben om men onder het break-even punt te duwen en er iets ongedekt achter te laten.De rest, datgene waar niet voor gezorgd kan worden, zoals schoolgeld, genoeg geld voor recreatie, verzekeringen enz. bepalen die “onevenheid”.

Veel kunstenaars zijn, net als veel studenten, geen onbekenden van allerlei soorten uitzendwerk met beperkte zekerheid, niet-permanente contracten, en maar al te vaak een werkecologie van uitbuiting. Maar al te vaak, wanneer een werkgever de titels free- lancer, zelfstandig curator, zelfstandig aannemer of een andere vorm van zelfstandige beroepsbeoefenaar gebruikt, kan er sprake van afpersing zijn. Het moet eind jaren ’90 of begin jaren ’00 geweest zijn. Een landgenoot en vriend van mij, die in een andere stad studeerde, was naar Berlijn gereisd om wat klusjes te doen om zichzelf en zijn studie te onderhouden. In Berlijn was het toen een drukte van belang met allerlei klusjes. Wij hadden een tamelijk lucratieve baan gekregen als schoonmakers in een chocoladefabriek. De schoonmaak moest elke morgen om 5 uur beginnen, tot ongeveer 7 uur, voordat de fabrieksarbeiders echt aan het werk gingen. Aangezien wij gebruik maakten van het openbaar vervoer, dat nogal onregelmatig was in die kleine uurtjes van de ochtend, waren de inspanningen die wij moesten doorstaan om op ons werk te komen even zwaar als het werk zelf. In deze chocoladefabriek in het voormalige Oost-Berlijn draaiden de machines bijna de hele nacht door. De enorme buizen waardoor de verwerkte cacaobonen, oliën en gesmolten chocolade in vaten en silo’s werden gepompt, vertoonden menig lek. De chocoladeresten op de vloer moesten vaak schoongemaakt worden. De enorme pijpen hingen 60cm tot 80cm van de vloer, wat betekende dat wie aan het schoonmaken was, meerdere uren moest bukken of knielen. Na een paar dagen ont- dekten wij spieren in ons lichaam waarvan wij het bestaan nooit hadden geweten, maar de pijnen maakten ons hyperbewust van hun aanwezigheid.

Het was een van die zeer koude Berlijnse winters, en zoals men zegt, is het niet alleen het donkerst, maar ook het koudst voor het aanbreken van de dageraad. Het was echter niet de kou die het probleem was, maar eerder het temperatuurverschil. Machines die bijna de hele nacht draaien produceren zo’n hitte, die nog ondraaglijker wordt door het enorme temperatuurverschil met de buitenlucht. Zo ging het meer dan een maand lang, maar de pijn van elke dag kon gedragen worden met de voldoening van het vooruitzicht op een warme cheque aan het eind van de maand. En toen de maand om was, verdween de onderaannemer die voor ons bemiddeld had om de baan in de chocoladefabriek te krijgen in de ijle winterlucht van Berlijn. Onze oproepen werden niet meer opgenomen, en toen wij hem eenmaal te pakken kregen en dreigden dat wij hem voor de rechter zouden dagen, was zijn hooghartige gelach aan de andere kant vlak voordat hij neerlegde even uitputtend en ontmoedigend als vernietigend. Toen wij contact opnamen met de chocoladefabriek, kregen wij te horen dat zij niets met ons te maken hadden: zij beweerden dat zij ons nauwelijks kenden en dat wij, als wij vragen hadden, met onze onderaannemer moesten spreken. Stelt u zich eens voor dat u een jongere bent in een vreemd land, waar u nauwelijks de taal spreekt, waar uw bestaan altijd in twijfel wordt getrokken, waar u zich altijd op de grens van de legaliteit bevindt, en waar de politie bijna nooit uw vriend en hulpje is. Mijn kameraad die betaald had om in Berlijn te komen werken, was er na een maand werken slechter aan toe dan daarvoor. Maar onze armen waren gebonden. Het kapitalisme en zijn overvloedige tentakels zijn altijd zo ervaren geweest, zo gedrild, zo instinctief gewend om mensen zoals wij uit te buiten en te misbruiken. Onderaannemers en ander tijdelijk personeel zijn er soms van beschuldigd dat zij zich schuldig maken aan tribale, raciale en etnische discriminatie, niet alleen wat betreft wie welk soort werk krijgt, en hoeveel de werknemers betaald krijgen, maar ook hoe zij behandeld worden, waardoor discriminerende hiërarchieën binnen de werkruimten ontstaan. De onzekere omstandigheden van de werknemers in oneven dienstverbanden hebben vruchtbare omstandigheden geschapen voor allerlei vormen van seksueel misbruik, vooral wanneer de aannemers en werkgevers weten dat er weinig of geen repercussies kunnen zijn van dergelijke intimidaties.

Bij het uitbreken van de COVID-19 pandemie, toen landen over de hele wereld hun grenzen sloten en de burgers verzochten thuis te blijven, had de asperge-industrie in Duitsland andere plannen. Veel Duitsers zouden hun asperges voor geen goud ter wereld opgeven. Maar hoe graag zij ook asperges eten, het zware werk van het uitgraven van de onderaardse groentelekkernijen is niet wat zij het liefste doen. Elk jaar worden er contractarbeiders uit Oost-Europa ingevlogen om het zware werk te doen van het graven van Asperges in de zon. Deze arbeiders zijn gehuisvest in slaapzalen, soms onder erbarmelijke omstandigheden en tegen onmenselijke lonen die ver onder het minimumloon liggen. In 2020 was dat niet anders, ware het niet dat er een pandemie heerste, die de wereld op de knieën had gedwongen. Te midden van deze wereldwijde gezondheidscrisis werden onderbetaalde arbeidsmigranten uit Bulgarije, Roemenië en andere Oost-Europese landen in slaapzalen gepropt als sardientjes in blikken. Hoe kan iemand aan “social distancing” doen in een sardineblikje? Het is geen wonder dat in de eerste maanden van de COVID-19 pandemie, de mensen die op de aspergeboerderijen werkten en de mensen die in de vleesfabrieken werkten, tot de groepen behoorden die het ergste door het virus getroffen werden. Het kapitalisme heeft een machinerie in het leven geroepen om goedkoop vlees en goedkope asperges te leveren, maar ten koste van de gezondheid en het leven van anderen.

Maar er is een overvloed van misbruik waarmee werknemers — tijdelijke of vaste, “oneven” of “even” — op verschillende niveaus met hun werkgevers mee te maken hebben. En dit misbruik kan op verschillende manieren verpakt worden. Het is gebruikelijk dat wanneer iemand in Duitsland, en misschien ook in andere landen, in een doctoraatsprogramma wordt ingeschreven, men een deel- tijds arbeidscontract van 50% krijgt. Mijn dagen aan de kliniek en het onderzoekscentrum van de Heinrich Heine Universiteit van Düsseldorf waren >120% werkdagen in het laboratorium voor een salaris van 50%. De veronderstelling is dat als je werkt om je doctorstitel te halen, je net zo goed 50% van je loon kunt opofferen, ook al werk je voltijds. Dit is de prijs van inwijding. De inwijding in de wereld van de specialist die men geacht wordt te zijn wanneer men gepromoveerd is. De veronderstelling is dat je moet zweten voordat alle deuren voor je opengaan in de professionele wereld.

Voor velen loopt de weg naar de beroepswereld niet via een doctoraat, en zelfs als dat wel het geval is, is voor bepaalde beroepen het bezit van een doctoraat niet de sleutel tot de jackpot. Als men schilder, dichter, musicus of curator is, of zich op een andere manier met kunst bezig houdt, is het alleen mogelijk om eten op tafel te zetten, de huur te betalen of een gezin te onderhouden als men zich uitstrekt over verschillende “oneven” banen — ervan uitgaande dat kunstenaar zijn uw “even” baan is.

De website “poets.org” heeft een serie gedaan over de bijbaantjes van dichters, waarin wij te weten komen dat Maya Angelou, om de eindjes aan elkaar te knopen en haar schrijfkunst te kunnen oefenen, onder andere werkte als calypsozangeres en -danseres, verfstripper, actrice en journalist. Charles Bukowski werkte van 1960 tot 1970 als postbeambte bij de U.S. Postal Service, magazijnbediende, bediende bij een benzinestation, bordenwasser, vrachtwagenchauffeur, parkeerwachter en liftbediende. Wanneer u de volgende keer Maya Angelou en Charles Bukowski leest, bedenk dan dat zij zonder hun bijbaantjes misschien nooit de grote schrijvers waren geworden die zij zijn geworden. De dichteres, Lucille Clifton, heeft gewerkt als beambte op de claims-afdeling bij de New York State Division of Employment in Buffalo en als assistente in het Office of Education in Washington, D. C., tien jaar lang, als moeder van zes kinderen: zeer zeker een voltijd baan, terwijl van Allen Ginsberg bekend is dat hij als puntlasser, nachtportier, bordenwasser en magazijnmeester gewerkt heeft op een militair zeetransportschip, USNS Sgt. Jack J. Pendleton, dat naar de poolcirkel voer, en Langston Hughes als kok, afruimer, wasser en zeeman gewerkt heeft. Zoals het verhaal gaat,

"Terwijl Hughes in het Wardman Park Hotel in Washington, D.C. werkte, zag hij de dichter Vachel Lindsay dineren in het res- taurant. Hughes schoof drie gedichten onder Lindsay’s bord, waar- onder zijn nu beroemde “The Weary Blues”. Onder de indruk riep Lindsay de kelner en vroeg wie de gedichten geschreven had, en Hughes antwoordde dat hij dat gedaan had. Lindsay las de gedi- chten van Hughes die avond voor tijdens een openbaar optreden en stelde hem voor aan uitgevers. De volgende dag stond er in een plaatselijke krant een artikel over de “Negro kelner-poëet”, en verslaggevers en eters stroomden toe om hem te ontmoeten. Het jaar daarop publiceerde Hughes zijn eerste dichtbundel, The Weary Blues."

Ter afsluiting van deel één van dit essay is het goed te verduidelijken dat dit essay geen poging was klussen en bijbanen te bekritiseren, maar om de afbakeningen en stigma’s die op bepaalde arbeidsvormen gelegd worden, ongedaan te maken. Misschien was het een poging om de begrippen “oneven” en “even” te begrijpen die aan bepaalde banen ten grondslag liggen, en te begrijpen hoe de sociaal- politieke en sociaal-economische omstandigheden waarin wij ons bevinden, het soort banen bepalen waarmee die wij hebben.

Maar in wezen zijn dit essay en de komende reeks subtiele probeersels om te laten zien hoe ondanks de omstandigheden, “oneven” en “even” banen elkaar informeren. In de volgende editie zullen wij nadenken over bijbanen als deuxième bureau, over bijbanen en taal en over de context waarin elke baan “oneven” is.

Deze website gebruikt cookies voor analytische doeleinden.